Afgelopen weekend zat ik midden in een overgangsstorm en had ik me teruggetrokken in 'mijn tentje'.
Terwijl ik daar zo lag in 'mijn tentje', en er een storm in mijn hoofd woedde, moest ik denken aan de fabel van de kameel, maar dan de omgekeerde versie.
Om te begrijpen wat ik daarmee bedoel eerst de juiste versie, voor degenen die deze fabel niet kennen:
Er was een een kameel en zijn eigenaar, die samen dwars door de woestijn trokken, toen er een storm opstak. Vlug sloeg de reiziger zijn tent op en kroop erin, terwijl hij de opening in het tentzeil goed dicht maakte om zich te beschermen tegen de snijdende, schurende vlagen van de woedende zandstorm.
De kameel werd natuurlijk buiten gelaten, maar toen de hevige wind het zand tegen zijn lichaam aanslingerde en in zijn ogen en neusgaten wierp, begon hij het ondraaglijk te vinden en hij smeekte ten slotte om in de tent te mogen komen.
"Er is hier alleen maar plaats voor mezelf," zei de reiziger.
"Maar ik mag er toch enkel mijn neus wel in steken, zodat ik lucht kan opsnuiven die niet vol zand zit?', vroeg de kameel.
"Nu, dat zou je misschien wel kunnen doen", antwoordde de reiziger, en hij deed de spleet een heel klein stukje open, waarna de kameel er zijn lange snuit doorstak.
Wat was die kameel nu op zijn gemak!
Al gauw kreeg de kameel echter genoeg van het pijnlijke zand op zijn ogen en oren, en kwam hij in de verleiding om weer te vragen:
'Die zandvlagen komen als een rasp op mijn kop neer. Zou ik mijn kop even naar binnen mogen steken?'
De reiziger redeneerde andermaal dat toestemmen geen kwaad zou kunnen voor hem, want de kop van de kameel kon de ruimte bovenin de tent in beslag nemen, die hijzelf toch niet gebruikte. De kameel stak dus zijn kop naar binnen, en weer was het beest voldaan, maar slechts voor een kort poosje.
"Alleen mijn voorpoten maar", bedelde hij, en opnieuw liet de reiziger zich ver murwen, en al spoedig was het voorste deel van de kameel in de tent.
Tenslotte bevond zich na hetzelfde proces van pleiten en toegeven, ook de romp van de kameel in de tent, met achterwerk en al, maar nu was het er te vol voor hen beiden, en de kameel trapte de reiziger naar buiten, de storm in.
Nu gaat deze fabel, zoals hij wordt gebruikt in het boek 'Wonder der Vergeving' van Spencer W. Kimball, over de arglistigheid van zonde. Dat je niet opeens tot een grote daad van zonde vervalt, maar dat het een proces is, zo subtiel, dat je erin verstrikt raakt, zonder dat je je daar van bewust bent.
Ook ik zat met een 'zonde' kameel in 'mijn tentje'.
Of was het nu een dromedaris?
En ook ik heb de rits van 'mijn tentje' langzamerhand een stukje, beetje bij beetje, opengedaan.
Maar niet om er een kameel in te laten.
Integendeel, juist om hem met een grote schop 'mijn tentje' te doen verlaten.
Want tegen-te-veel-dingen-ja-zeggen kan je ook behoorlijk op spelen.
En ik moet zeggen dat voelde goed.
Want, als je niet kunt instemmen met je eigen leven, nota bene, een uitspraak op mijn eigen blog, bega je ook een 'zonde'.
Afbeelding: all-free-down-load.com