De zin "Hoe is het in Gods naam mogelijk dat...", uitgesproken tijdens de eerste Keti Koti herdenking hier in in Dordrecht, laat mij niet meer los. Op mijn blogjesplank liggen zeker nog wel een paar onderwerpen waar ik mee aan de slag kan en wil gaan, maar die zin krijg ik maar niet uit mijn hoofd. Misschien wel omdat mijn Kerk zo'n belangrijk onderdeel in mijn leven is.
Ik hoorde ooit iemand zeggen of ik heb het ergens gelezen die zei: "Ik voel de pijn van de slavernij nog dagelijks". Ik vond dit in eerste instantie onwerkelijk aanvoelen, maar nu ik zelf mij steeds meer begeef op het pad van de geschiedenis van de slavernij, begin ik beetje bij beetje beter te begrijpen wat zij bedoelde.
Eerder schreef ik al dat ik met twee verschillende benen in de geschiedenis van de slavernij sta. Dus ik herhaal mezelf misschien in zekere zin, en uiteindelijk ook weer niet. Want ieder blogje op zich staat uiteindelijk, los van de herhaling, toch ook weer op zichzelf. Wat ik wil zeggen is dat, voordat ik verder kan gaan met dat zwarte been, het witte been toch opnieuw om aandacht schreeuwt. En wel op een dusdanige manier dat ik dat been eerst de gelegenheid moet geven om haar gedachten te uiten, want ja, die zin "Hoe is het in Gods naam mogelijk dat" valt niet te negeren.
De eerste herhaling is elder Brad Wilcox. Ik heb al eerder over hem geschreven, dus jullie weten hoe ik ook over deze gebeurtenis denk, maar zoals ik al zei, elk blogje staat ook weer op zich zelf. Ik wil door dit blogje laten zien dat hetgeen hij gezegd heeft, en waar hij excuses voor heeft gemaakt, niet op zichzelf staat. En dat dit denken door te trekken is naar een groter geheel.
Brad Wilcox, "een jongemannen leider in de Kerk en een professor in oude geschriften aan de Brigham Young University in Provo, Utah", zei dit: "Misschien stellen we de verkeerde vraag. Misschien moeten we ons in plaats van te zeggen waarom de zwarten moesten wachten tot 1978, vragen: 'Waarom moeten de witten en andere rassen wachten tot 1829? Duizend, achterhonderd, negenentwintig jaar wachtten ze. Waarom moesten de heidenen wachten tot na de Joden? En Waarom moest iedereen in het huis van Israel, behalve de stam Levi, wachten tot..."
Ik kwam een blog tegen van een zuster waarvan ik de bewoording niet los kan zien van wat Wilcox zei. Met dit verschil dat zij dit schreef na 1978, maar voor 2013 toen de verhandeling over 'Ras en priesterschap' werd gepubliceerd. Wat zij schreef was dit: "Vragen om over na te denken: Hoe komt het volgens u dat door de geschiedenis heen niet al Gods volk het priesterschap heeft kunnen dragen? In het Oude Testament waren bijvoorbeeld alleen de Levieten in staat om het vast te houden en te bedienen. In het Nieuwe Testament mochten de heidenen het eerst niet hebben en zelfs in onze moderne tijd is het pas de laatste 30 jaar dat alle mannen, ongeacht hun ras, het priesterschap kunnen dragen. Waarom denk je dat dit is? Zij rept met geen woord over het feit dat zwarte mannen van Afrikaanse afkomst in de beginperiode van kerk wel het priesterschap droegen. Het kan zo maar zijn dat zij het niet wist, wat begrijpelijk is. En zoals ik al eerder schreef, ik twijfel niet aan de intenties van Brad Wilcox, maar aan de andere kant "Hoe is het in Gods naam mogelijk dat...".
Sommigen", volgens het DeseretNews artikel "waren teleurgesteld dat broeder Wilcox niet opmerkte dat zwarte kerkleden tijdens de eerste twee decennia van de kerkgeschiedenis het priesterschap bekleedden." Ik vind het woord teleurgesteld best wel een zacht woord. Het dekt niet de lading, want juist het feit dat zwarte mannen in de begin periode van de Kerk het priesterschap droegen, vind ik van essentieel belang.