Van te voren had ik niet bedacht dat in de week dat ik begon met Leer en Verbonden 25 dit pad zich zou splitsen in drie wegen. Het priesterschaps-gezag-pad en het priesterschaps-macht-pad ben ik intussen geweest. En dan nu het Emma-pad, gezien door mijn ras-en-het-priesterschap-bril. De naam van dit pad verwijst naar Emma Smith, de vrouw van Joseph Smith. Het was Emma aan wie deze openbaring was gericht. Over deze openbaring heeft president Nelson het volgende gezegd: "Ik kan u wél vertellen dat u, als u een beroep op Gods macht wil doen, hetzelfde moet doen als wat de Heer aan Emma en ieder van u geboden heeft. Daarom vraag ik u om afdeling 25 van de Leer en Verbonden onder gebed te bestuderen en te ontdekken wat de Heilige Geest u duidelijk maakt".
In het verleden ben ik ook bezig geweest met deze afdeling. Misschien dat ik daar nog een blikje over deel. Alleen dit jaar, wat alles te maken heeft met mijn jaarthema, kies ik dus voor een iets andere benadering. Ik denk dat het allereerste vers uit deze afdeling daar een goed voorbeeld van is.
"Luister naar de stem van de Heer, uw God, terwijl ik tot u spreek, mijn dochter;
want voorwaar, Ik zeg u dat allen die mijn evangelie aanvaarden,
zonen en dochters in mijn koninkrijk zijn.
LV 25:1
In dit vers zegt de Heer dat allen die zijn evangelie aanvaarden zijn zonen en dochters zijn. Keer op keer blijkt uit de Schriften dat God geen aannemer des persoons is, al blijkt uit de geschiedenis van de kerk dat men met betrekking tot ras en het priesterschap er in een bepaalde periode anders over dacht.
Wisten jullie dat Jane Elizabeth Manning James een tijdgenoot was van Emma? En dat Jane zelfs een tijdje deel heeft uitgemaakt van het huishouden van de familie Smith? En dat op een gegeven moment er een dusdanige relatie tussen Emma en Jane Elizabeth Manning James ontstond dat Emma aan Jane vroeg of ze door een priesterschaps verzegeling als kind in de familie Smith geadopteerd wilde worden? En dat dit door Jane werd afgeslagen, omdat ze niet begreep wat dit inhield? Dat deze afwijzing niet iets zegt over haar relatie met de Smith familie en haar geloof in de profeet Joseph Smith?
Op een gegeven moment moet Jane echter wel hebben begrepen wat dit inhield en was het haar verlangen om naar de tempel te gaan. Echter, zoals we in evangelieverhandeling ras en het priesterschap kunnen lezen, werd ze net als anderen van haar ras, daarvan uitgesloten. Desondanks liet ze zich door deze kennis niet weerhouden en vroeg bij herhaling toch om deze zegeningen. "Tussen 1884 en 1904 nam Jane af en toe contact op met kerkleiders - John Taylor, Wilford Woordruff, Zina D.H. Young en Joseph F, Smith - en vroeg toestemming om haar tempelbegiftiging te ontvangen en verzegeld te worden. Destijds werden zwarte heiligen der laatste dagen, zowel mannen als vrouwen, niet toegestaan om aan de meeste tempelverordeningen deel te nemen. In 1888 gaf ringpresident Angus M. Cannon Jane toestemming om de doop voor haar overleden kinderen te laten verrichten. Uniek was dat de kerkleiders haar uiteindelijk in 1894 toestemming gaven om zich middels een plaatsvervangster als dienstmeid aan het gezin van Joseph Smith te laten verzegelen. Hoewel ze tijdens haar leven geen tempelbegiftiging ontving of aan eigen familie verzegeld werd, zijn deze verordeningen in 1979 voor haar verricht". Hoe waar zijn de woorden dat in "Jane's verdere leven racisme altijd een obstakel is gebleken".
Ouderling M. Russell Ballard zei over Jane Elizabeth Manning James dat "zij een zeer opmerkelijke discipel was die het bepaald niet makkelijk had en tot haar dood in 1908 een trouw lid van de kerk was". Hoe opmerkelijk zij was blijkt voor mij uit deze woorden die ze in 1884 schreef aan president Taylor, en die ik uit het boekje Let's talk about race and priesthood van W. Paul Reeve heb gehaald: "Ik ben mij bewust van mijn ras en kleur en ik realiseer me dat ik niet kan verwachten mijn begiftiging te ontvangen net als anderen die wit zijn...God beloofde Abraham dat in zijn zaad alle naties van de aarde gezegend zouden zijn en omdat dit de volheid van alle bedelingen is, is er geen zegen voor mij?" Ik vind deze woorden gewoonweg hartbrekend, maar het zegt ook iets over haar inzicht.
In deze afdeling, Leer en Verbonden 25, wordt Emma Smith een uitverkoren vrouw genoemd. In mijn ogen is Jane Elizabeth Manning James dat ook. Ondanks alle obstakels in haar leven heeft zij het evangelie nooit losgelaten. "Tegen het einde van haar leven, hoewel ze bijna blind en verlamd was door een val, zei ze: Ik wil hier zeggen dat mijn geloof in het evangelie van Jezus Christus, zoals verkondigd door De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, vandaag de dag nog steeds even sterk is, nee, zo mogelijk nog sterker dan op de dag dat ik voor het eerst werd gedoopt". (Ensign august 1979).
Daarnaast, nog één ding om te onderstrepen hoe bijzonder ze was, en waar ik het helemaal nog niet over heb gehad, is dat Jane gezegend was met verschillende gaven van de geest. Geestelijke gaven die ook ons deel kunnen zijn. Waarvan president Nelson in andere toespraak zei dat hij hoopte dat wij, de vrouwen, maar in mijn ogen geldt dit evenzo voor de mannen, met geheel ons hart om geestelijke gaven zouden bidden. Niet alleen dat, maar ook om het benodigde inzicht, en dat we ze meer dan ooit zouden ontwikkelen, gebruiken, en ze uit zouden breiden.
P.S.