Één van de mooiste stukjes uit de Schriften vind ik dat stuk waar Jezus over zichzelf spreekt als het brood des levens. En dan niet zozeer vanwege het feit dat Hij het brood is, en de betekenis die dat heeft, maar vanwege de verschillende reacties die Hij hierop ontvangt, met tot slot het antwoord van Petrus.
Johannes 6:60-70;
Vele dan van zijn dischipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard, wie kan haar aanhoren?
Jezus wist nu bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. Maar er zijn sommingen onder u, die niet geloven.
Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verrraden zou. En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij.
Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.
Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan?
Simon Petus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloof en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods.
Here, tot wie zullen wij heengaan?
Is dit niet de alles omvattende vraag waar het uiteindelijk omdraait tijdens onze levensreis?
En ligt het antwoord op deze vraag niet in het antwoord van Petrus: Gij hebt woorden van eeuwig leven?
Foto: www.phlotcom