woensdag 1 november 2023

2. God weet het einde vanaf het begin...

Sorry, het stukje hieronder is van enige maanden geleden. Het bleek nog in concept te staan. Gezien waar ik  over wil schrijven, mijn tegenhangerlijstje, past het er perfect tussen. 


Op dit moment voert het onderwerp ras en het priesterschap de boventoon op mijn blog. Het is niet zo dat er geen andere onderwerpen zijn. Er liggen er zelfs een paar klaar op mijn blogplankje. Alleen ik kom er gewoon weg niet aan toe, omdat slavernij en kerk zich aan mij blijft opdringen. De afgelopen tijd heb ik het nodige gezegd over de herstelling van de kerk. Echter hoe je deze herstelling ziet, en in het verlengde daarvan hoe je denkt over ras en het priesterschap, is van invloed hoe je over bepaalde andere onderwerpen denkt in de kerk. 

Onlangs werd ik geconfronteerd met zo'n ander onderwerp in combinatie met ras en priesterschap, terwijl deze twee, zo op het oog, niets met elkaar te maken lijken te hebben. Ik ontken niet, zoals we in Handelingen 17 vers 24-26 en Deutoronium 32:7-9 kunnen lezen, wat er geschreven is over "dat het volk van Israel wegens hun getrouwheid in het voorsterfelijk bestaan voorgeordend was om een heilige natie te worden. En dat het voor een groot deel de plaatsing bepaalde van individuen onder stammen en naties." Maar kunnen en mogen we daar de conclusie uit trekken, zoals men in het verleden heeft gedaan, dat anderen minder nobel zijn geweest? En betekent dat tevens automatisch dat ze daardoor tijdens hun aards leven van bepaalde zegeningen zijn uitgesloten? Niet alleen dat, maar ook van bepaalde verantwoordelijkheden en opdrachten? 

Na zijn opstanding zei de opgestane Heer tegen de elf: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen (Markus 16:15). Alle mensen, zoals we in het Boek van Mormon kunnen lezen, "zijn uitgenodigd om tot Christus te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en wit, geknechte en vrije, man en vrouw; en Hij is de heidenen indachtig; en allen zijn voor God gelijk, zowel de Joden als de andere volken (2 Nephi 26:33)." Dat God niemand verwerpt blijkt wel uit de geschiedenis van Petrus en Cornelius zoals dat beschreven wordt in Handelingen 10. 

In de restrictie periode, vanaf Brigham Young tot 1978, konden zwarte mensen lid worden van de kerk door middel van de doop en het ontvangen van de Heilige Geest. Interessant is het om de Schriften er bij te pakken en te lezen wat er over de doop wordt gezegd in de nieuw testamentische kerk. Dit is wat Paulus er over zegt: "Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt u zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen"(Gal 3:26-29). Zie ook Romeinen 4:13, Efeze 2:11-21. Met andere woorden "de zegeningen van Abraham zijn voor iedereen die het evangelie aanvaarden". 


Abraham: Vader van de Gelovigen

Dat was toen en nu niet anders. In zijn toespraak "Laat God zegevieren" zei president Nelson dit erover: "Het evangelienet waarmee het verstrooide Israel wordt vergaderd is groot. Er is ruimte voor een ieder die het evangelie van Jezus Christus volledig wil aanvaarden. Iedere bekeerling wordt één van Gods verbondskinderen, hetzij door geboorte, hetzij door adoptie. Ieder wordt erfgenaam van alles wat God de trouwe kinderen Israel beloofd heeft! In voetnoot 15 van deze toespraak staat dat "God een belofte aan Abraham deed, namelijk dat alleen die dit evangelie aanvaarden zullen naar uw naam worden genoemd en zullen tot uw nakomelingen worden gerekend en zullen zich verheffen en u als hun vader prijzen"(Abraham 2:10, Romeinen 8:14-17). 

Was het niet God die een verbond met Abraham sloot en zei: "In uw nageslacht zullen alle geslachten van de aarde worden gezegend?" (Gen 22:18, 3 Nephi 20:27). Blijkt hieruit niet dat God geen aannemer des persoons is? En blijkt hier uit ook niet dat God vanaf het begin wist dat dit de uitkomst zou zijn van het verbond van Abraham? En worden wij, door het verbond van de doop, daarmee ook niet leden van het Huis van Israël?

In de Gids bij de Schriften wordt dit gezegd over het verbond van Abraham: "De herstelling van dit verbond was de herstelling van het evangelie in de laatste dagen, want daardoor worden alle volken van de aarde gezegend." Wanneer vond deze herstelling in de laatste dagen dan plaats, omdat er gesproken wordt over alle volken? En wat zijn de zegeningen die voortvloeien uit dit verbond? Is één van deze zegeningen niet het priesterschap? 

Aan het eind van zijn toespraak "Laat God zegevieren" geeft president Nelson ons, de leden van de kerk, een uitdaging: "Ik moedig u aan om de komende zes maanden bij uw Schriftstudie een lijst te maken van alles wat de Heer beloofd heeft voor het verbondsvolk Israël te doen. Ik denk dat u het zal verbazen! Denk na over die beloften. Bespreek ze met uw familie en vrienden. Zie deze beloften vervolgens voor u in vervulling gaan." 

Door bezig te zijn met "God is geen aannemer des persoons" en te lezen over het verbondsvolk heb ik mijn eigen rode draad kunnen versterken. Ik ben nog meer de schoonheid van het evangelie gaan inzien. Al denk ik niet, gezien waar ik momenteel over schrijf op dit blog - kerk en slavernij en in het verlengde ras en het priesterschap - dat dit de verbazing was en is die president Nelson voor ogen had.