Vorig jaar maart deelde ik op mijn blog een toespraak van Tracy Browning die ging over een inclusieve kerk. In deze toespraak zegt zij dat "Gods liefde voor zijn kinderen niet selectief is maar juist allesomvattend en dat Hij iedereen kent en koestert". Tussen het door haar opgesomde rijtje van worstelingen stond deze "De jonge zwarte broeder die zich opgelaten voelt als in de klas misvattingen over ras en het priesterschap worden besproken". Ik zou mij vroeger ook zo hebben gevoeld, maar nu denk ik "benoem het maar, zet de bijl er maar in".
Kijkend naar het woord "waarheidszoekers" kan ik niet heen om de vraag in hoeverre wij dat zijn. Zeker als het gaat om inclusiviteit en dit roerige verleden. Niet alleen dat, zijn wij ook die waarheidszoekende bruggenbouwers die, zoals aan ons leden gevraagd is, racisme uit te bannen, wat, zoals ik dat zie, verder gaat dan de blaadjes schoonvegen. Ik denk dat wat ik hiermee bedoel ik het beste kan uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
Mijn moeder was onlangs in gesprek met een medelid van de kerk die nog dacht dat de oorspronkelijke restrictie kwam door de vloek op Kaïn en Cham. Eigenlijk heeft ze gelijk, alleen helaas op een andere manier. Want hoe kunnen we de restrictie hier niet los van zien? Probleem is echter dat men wel weet heeft van de restrictie, maar niet van de periode er voor, dus HOE de Heer zijn kerk door middel van Joseph Smith heeft hersteld. Dit denken van haar is voor mij een wortel die niet hoort in het allesomvattende en beschermende bladerdak van Gods boom die er voor iedereen is.
Laten we eens kijken wat de kerk zelf over deze vloek van Kaïn en Cham heeft gezegd: "Net als andere groepen christenen in die tijd beschouwden veel witte heiligen zwarte mensen echter ten onrechte als minderwaardig, in de veronderstelling dat een zwarte huid het gevolg was van Gods vloek over de Bijbelse figuren Kaïn en Cham. Sommige begonnen zelfs de valse gedachte te onderwijzen dat een zwarte huid bewijs was van iemands onrechtvaardige daden in het voorsterfelijk leven. Brigham Young deelde enkele van deze opvattingen". Dat laatste, dat van het voorbestaan, dacht Brigham Young zeker niet. Maar als het gaat om de vloek van Kaïn en Cham was hij, net als vele anderen, een kind van zijn tijd en "geloofde hij, zoals de meeste mensen in het noorden, dat zwarte mensen geschikt waren voor dienstbaarheid". "Ideeën, zoals we kunnen lezen in de evangelieverhandeling Ras en het priesterschap, die waren gebruikt om de legalisatie van zwarte herendienst in het Territorium Utah te propageren".
Wat betreft het hand in hand gaan van de restrictie en de bovenstaande vloeken, daarover heeft de kerk gezegd dat "president Brigham Young in 1852 verklaarde dat zwarte mannen van Afrikaanse afkomst niet langer tot priesters geordend konden worden en dat toen hij de beperking uitlegde, Brigham Young een wijdverbreid maar onjuist idee echode dat God mensen van zwarte Afrikaanse afkomst had vervloekt".
Ook uitverkorenen kunnen door anderen in hun denken en doen worden beïnvloed, wat niet bedoeld is als kritiek, maar als iets om van te leren. Ouderling Ahmad S. Corbitt legt dit heel mooi uit. Zodat "wij leren wijzer te zijn dan zij zijn geweest, "opdat wij niet door boze leerstellingen van mensen zullen worden misleid; want sommige zijn van mensen. Daarom wees op uw hoede opdat u niet wordt misleid", zoals we ook kunnen lezen in Leer en Verbonden 46.